Sudentenreis naar Lubumbashi, DRC

Om studenten van de VUB de mogelijkheid te geven om de concrete, dagdagelijkse realiteit van een land in het ‘Zuiden’ te zien, te ruiken, te horen, te voelen, kortom te ervaren met alle zintuigen organiseert UCOS een studentenreis naar Lubumbashi. Deze reis wordt omkaderd door een voor- en natraject. Alle info over dit project vind je via www.studentzoekwereld.be. Op deze blog vind je een weergave van de avonturen van de 10 studenten die in academiejaar 2008-2009 hebben deelgenomen.


Voor editie 2009-2010, zie http://lubumbxl10.blogspot.com

zaterdag 28 februari 2009

Welkom op de Bxl-Lubum blog!

Hier zal je de komende weken steeds meer foto's, filmpjes, verhalen,... kunnen vinden over onze allereerste studentenreis naar Lubumbashi.

Kom dus zeker regelmatig eens piepen.

Een eerste filmpje willen we je alvast niet onthouden:

Bunkeya

Zaterdag 14 februari begon de dag heel vroeg. Om 5.50u liep mijn wekker voor de eerste keer af. Met een zeker gevoel van opwinding stond ik op. Vandaag zouden we de stad ruilen voor de brousse, een landschap waarmee ik amper vertrouwd ben en vanwaar een zeker ontastbaar mysterie uitgaat. Enkele dagen geleden was de planning voor de weekenduitstap licht gewijzigd: er zouden veiligheidsagenten meereizen. Welke de risico’s waren die aan de reis van nauwelijks 180 km vast hingen was me nog niet volledig duidelijk.

Na het ontbijt verspreidden we ons over twee witte terreinwagens, een gesloten jeep en een halfopen pick-up, en vertrokken we richting Bunkeya. De jeep, waarin ik zat, bleek uiterst oncomfortabele banken te hebben, wat me ervan weerhield om terug in te dommelen. Of de pick-up daar meer geschikt voor zou zijn geweest was onwaarschijnlijk, want de wegen – zo bleek al gauw – zouden voor een letterlijk bewogen reis zorgen.

Papa Moamba, een zwijgzame 78-jarige Congolees, zat wat ineengedoken aan het stuur van de jeep. Aan het stuur van de pick-up zat Fabrice, een wakkere Belg met verleden in de Belgische geheime dienst, die reeds acht jaar in het land woont. In de laadbak van zijn wagen zaten twee nogal stoer ogende agenten van Fabrice’ bedrijf Delta Protection.

De weg naar Bunkeya was lastig, zowel voor onervaren Afrika-passagier als voor de chauffeur. Onderweg zagen we het landschap geleidelijk aan ruwer worden, heuvelachtiger en meer bebost. De rode weg die de fel groene landschappen doorsneed was hobbelig en schudde ons meerdere malen door elkaar. Hoe vanzelfsprekend is asfalt toch voor ons verwende westerlingen. Eindelijk was het dan zover, de gsm-mast van het dorpje kwam in zicht. Aan de laatste heuvel voor het dorp werden we opgewacht door een delegatie scouts, die via via van onze komst op de hoogte waren gebracht. Om de eer in ontvangst te nemen, stapten we uit en liepen we te voet mee. Een sympathiek gebaar, maar misschien wat te veel van het goede, leek me.



Na een vlugge kennismaking zetten we aan richting dorp. Het gezang en energieke gedans en geloop, trok ettelijke tientallen kinderen uit het dorp aan. Hun enthousiasme werd nog groter bij het opmerken van de musungu’s. Zelf kinderen van – naar schatting – vijf jaar zag ik het woord broebelen. Zijn we dan echt zo bijzonder? De ouderen staan met schijnbare argwaan vanuit hun deurposten toe te kijken. Omringd door een ganse meute bereikten we het klooster, een restant van de Belgische kolonisator waar we zouden overnachten. Na een hartelijke verwelkoming van maman Yvonne, kregen we onze kamers toegewezen en werden we voor de maaltijd uitgenodigd. Enkele van m’n medestudentes hadden dorpskinderen op de arm of op de schoot.

Na de maaltijd brachten we een bezoek aan de dorpsoverste – burgemeester, zeg maar – wiens naam me is ontgaan. Hij zou ons vertellen over de grote held van Bunkeya, Musiri genaamd, die zich meer dan een eeuw geleden hevig verzette tegen de Belgische kolonisatie. Musiri had reeds eerder heldendaden verricht, maar pas nadat ene kapitein Botson drie kogels in zijn lijf gejaagd had, ging hij tegen de vlakte en werd hij legendarisch. Musiri’s zoon doodde daarop de moordenaar van zijn vader en wat daarop volgde is geschiedenis. De uiteenzetting van de burgemeester was nogal onduidelijk, met als gevolg dat ik last kreeg van plaatsvervangende schaamte. Dit verergerde toen hij ons naar het twijfelachtige monument leidde en een tropische stortbui losbarstte. Onverstoord ging hij verder, maar na enige vertwijfeling besloot ik toch onderdak te zoeken.

Volledig doorweekt kwamen we terug in het klooster aan. Het gebrek aan voeling met het land had de meesten onder ons doen vergeten hoe nat de regen hier is. Droge kledij werd een schaars goed. Maman Yvonne was zo goed ons een mini-kolenkacheltje te brengen. Zo brachten we de rest van de namiddag door rond gloeiende kolen, in de overdekte wandelgangen rond de binnentuin van een klooster dat op instorten staat, te midden van wellicht het meest bizarre dorp waar ik ooit voet heb gezet. We sloten de dag af op een terras, verlicht door slechts één spaarlamp en omringd door jongeren die naar Congolese muziekvideo’s zaten te gapen. Een vreemd gevoel overviel me, bijna onbehaaglijk, door ons opvallende anders zijn en doen. Strompelend door de modder keerden we één pintje later terug. Zonder veel moeite viel ik in slaap.

De volgende dag negeerde ik zoals gewoonlijk de eerste roep van mijn wekker. M’n kamergenoten waren voorbeeldiger en begonnen ijverig alles terug in te pakken en te kijken of er geen kakkerlakken in de kleren waren gekropen. Ontbijten deed ik amper. Geen honger. In de kapel van het klooster was een misviering bezig. Ik besloot een kijkje te nemen, ging het gebouw binnen en schoof aan op een van de achterste banken. Veel begreep ik niet van de mengeling van Frans en Swahili waarin de priester preekte. De liederen, die iedereen meezong of meemompelde, waren in dezelfde taal, maar het weerhield me niet een brok in de keel te krijgen. Ik wilde huilen. Het was of iedereen z’n leed uitriep, een leed waartegen het mijne niet leek opgewassen.

We zouden vertrekken en ik liet de misviering voor wat ze was. Na hartelijk dankjewel aan maman Yvonne, de burgemeester en de scoutsjongens, klommen we de voertuigen opnieuw in. Een kort en bevreemdend verblijf hadden we hier gehad. Waarom waren we nu alweer naar hier gekomen? Geen idee. Ontspanning na een veeleisende week. Ditmaal belandde ik op de achterbank van de pick-up van Fabrice. De weg terug zou een spannende afsluiting van de uitstap worden.

Na enkele kilometers vernamen we via radio trottoir, de rondgaande geruchten op straat, dat er wat verder op de hoofdweg een ongeluk was gebeurd: een creuseur (benaming voor artisanale mijnwerkers) was aangereden en er zou een kleine volkstoeloop zijn ontstaan. Fabrice wees ons erop dat dit problemen zou kunnen betekenen. Inderdaad. Weer vernamen via hetzelfde kanaal dat andere creuseurs en wegblokkade hadden opgeworpen enkele kilometers verder.

Fabrice stopte z’n wagen, gaf instructies aan papa Moamba in de jeep, droeg z’n agenten op alle bagage in de gesloten jeep te laden. We kregen te horen ramen en deuren te sluiten, horloges, brillen, juwelen en dergelijke op te bergen wanneer we de blokkade zouden naderen. De wegversperring was al van ver zichtbaar. Een geschatte twee à driehonderd creuseurs waren er samengekomen om geld te eisen van chauffeurs. Fabrice had beide van zijn agenten geld gegeven.

Wanneer we aan de versperring kwamen, schrok ik van de jeugdigheid van de creuseurs. De meeste leken me niet ouder dan achttien. Sommigen droegen stokken of metalen voorwerpen, wellicht bedoeld om onwillige chauffeurs te overtuigen. De retoriek van het gebeuren hielp ons de ernst van de situatie inzien. Gelukkig kwamen we er zonder kleerscheuren van af. Opluchting.

Wat later zagen we in de verte weer een wegversperring, maar nu een grotere. Een ingetogen paniek bekroop me. Dit waren geen honderd, maar duizend creuseurs. De wagens die voor ons reden leken evenmin geneigd deze massa tegemoet te rijden. Zelf Fabrice, anders zo koelbloedig, besloot dat dit te riskant was. Gelukkig was er een klein grindwegje dat misschien een uitweg bood. Ook de andere wagens voorkozen deze optie. Waar we ook zouden uitkomen, het zal alleszins beter zijn dan de blokkade. We kwamen doorheen allerlei kleine gehuchten, maar improviserend kwamen we terug op de hoofdweg, voorbij de blokkade.

Om wat te bekomen van de spanning gingen iets eten in het naburige Likasi, een stadje dat net als zoveel andere in Katanga, overheerst wordt door de mijnbouw en Gécamines in het bijzonder. Het is er nu opvallend rustig...

Auteur: Karel Deneckere, oorspronkelijk gepubliceerd op wereldblog www.mo.be

donderdag 26 februari 2009

Universiteit van Lubumbashi

Eén van de eerste dingen die we in Lubumbashi gedaan hebben is, natuurlijk, de Universiteit van Lubumbashi bezocht. Net als de VUB is het een centrale campus met veel groen (soms te veel :-). Alhoewel een van de betere universiteiten, kan je toch niet naast de te kleine en vaak onderkomen gebouwen kijken. Ondanks de niet evidente omstandigheden, zijn de studenten zelf enorm gemotiveerd om er het beste van te maken. Zij weten dat echte wijsheid in het hoofd zit.

woensdag 25 februari 2009

Bezochte projecten

De reis zelf stond natuurlijk voor een groot stuk in het teken van het bezoeken van allerlei projecten: enerzijds projecten van NGO's en anderzijds projecten van Universitaire Ontwikkelingssamenwerking.
Thema's die aan bod kwamen: straatkinderen, decentralisering, gezondheidszorg, duurzame landbouw, startende ondernemers, gender,...

donderdag 19 februari 2009

Lubumbashi Wantanshi

De reis met UCOS naar het Congolese Lubumbashi beloofde reeds op voorhand een interessante ervaring te worden. Nu we er, na drie maanden van gespannen afrwachten, eindelijk zijn, wordt belofte werkelijkheid.

Reeds dag vijf van een verblijf waarbij de tijd lijkt voorbij te razen. DR Congo overtreft al mijn verwachtingen die ik erover had. Ambiguïteit is een constante geworden in vrijwel alle gevoelens die zich sedert Vier februari meester van mij hebben gemaakt : familiariteit flirt met ondoorgrondbaarheid, sympathie met afkeer. Lubumbashi lijkt een stad die heel langzaam erodeert. Het rood-oranje zand en het stof zijn als het ware de voorboden van een uitgestelde begrafenis.




Miserie is er een publiek goed, waarin vrijwel iedereen deelt. Het speelt zich niet af achter gesloten deuren zoals elders eerder het geval is. Bepaalde clichés worden voortdurend bevestigd en herbevestigd: kinderen die zonder enige schroom om geld vragen, ouderen stellen zich al tevreden met een telefoonnummer. De blanke – musungu – krijgt voortdurend bevestiging van zijn anderszijn. Overdag galmt muziek doorheen de straten, het ritmeert de dag. Het doet me de Lushois verdenken van optimisme en hoop.

Alweer dubbelzinnigheid. Na zonsondergang wordt alles anders : de luchtige vrolijkheid neigt meer naar brutaliteit. We – mijn medestudenten en ik – worden sterk op het hart gedrukt niet alleen de nachtelijke straten te doorkruisen. Om verschillende redenen zou de misdaad een sterke stijging kennen: de international economische crisis doet de inwoners van de naburige provincie Kasai afzakken naar het “rijke” Katanga, op zoek naar werk; de militaire ondernemingen in de noordoostelijke Kivu-provincies kan de gemoederen extra verhitten.

En dit komt bovenop de lijm- en petroleumsnuivers die, in hun poging aan de wrede realiteit van alledag te ontsnappen, zich nog weinig bewust zijn van hun handelingen. En toch. Lubumbashi prikkelt de zintuigen zoals ik nog nooit eerder mocht ervaren. De levendigheid, de ontroering en de angst verstrakken de zenuwen en maken dat alle prikkels tot in het diepste van mijn bewustzijn doordringen.

Auteur: Karel Deneckere; oorspronkelijk gepubliceerd op 'wereldblog' www.mo.be

donderdag 12 februari 2009

Foto's aankomst studenten VUB

De foto's van de aankomst van de studenten van de VUB staan online! Je kan zien dat ze warm onthaald zijn door de Kassapards!